e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

Gevonden: 3465
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ziek ziek: zeek (Horn) ziek [SGV (1914)] III-1-2
ziekte ziekte: zeekdje (Horn) ziekte [SGV (1914)] III-1-2
ziel ziel: zail (Horn) ziel [SGV (1914)] III-3-3
zielboek dodenlijst: doujeliest (Horn) Het zielenboek, het register van overledenen, wier namen op vaste tijden van de preekstoel werden afgelezen, voorzover de nabestaanden het zielenboekgeld hadden voldaan [zielboek, dodenlijst?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zien, kijken kijken: kieke (Horn), zien: zaine (Horn), zĕn (Horn) kijken [SGV (1914)] || zien [RND], [SGV (1914)] III-1-1
zijaltaar zijaltaar: ziejaltjoar (Horn, ... ) In een zijbeuk [zijaltaar?]. [N 96A (1989)] || Op het priesterkoor [zijaltaar?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijbeuk zijbeuk: ziebeuken (Horn) De beide zijruimten, links en rechts van het middenschip [zijbeuken?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijde zij: pien inne ziej (Horn) zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] III-1-1
zijden omslagdoek zijden plag: zieje plak (Horn) omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)] III-1-3
zijladder leiers: lęi̯ǝrs (Horn) Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.] I-13