21965 |
duivenhok |
duivenklep:
(doeve)klip (L325p Horn)
|
(duiven)til [SGV (1914)]
III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
duivenklep:
duvǝklep (L325p Horn)
|
Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
duif:
doef (L325p Horn)
|
wijfjesduif [SGV (1914)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
dul (L325p Horn),
dul zeen (L325p Horn),
ich wairdje zoa dul es eine kater (L325p Horn),
ich wairdje zoa dulle es eine kater (L325p Horn),
duizelig:
duuzelig (L325p Horn),
duzelig (L325p Horn),
ich wairdje zoa duuzelig (L325p Horn)
|
dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [SGV (1914)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || duizelig zijn [DC 60 (1985)] || duizeligheid [DC 60 (1985)]
III-1-2
|
24811 |
duizendblad |
hazegerf:
hazegerf (L325p Horn),
hāzǝgɛrǝf (L325p Horn)
|
Achillea millefolium L. Het gewoon duizendblad komt zeer algemeen voor in grasland, langs wegen en op stortplaatsen, maar ook als sierplant. Het heeft zeer fijnverdeelde veervormige bladeren, wit tot roze bloempjes in een schermvormige tuil en bloeit van juni tot oktober. De hoogte varieert van 15 tot 50 cm. [A 42B, 4a; monogr.] || duizendblad
I-5, III-4-3
|
24312 |
duizendpoot |
duizendpoot:
eigen spellingsysteem
doezendjpoat (L325p Horn)
|
duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18685 |
dunne sjaal |
foulard (fr.):
foelaar (L325p Horn)
|
sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18366 |
dunne wollen kous |
hoos:
haoze (L325p Horn)
|
kousen, dunne (wollen) ~ [slekke kousen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19310 |
durven |
durven:
durve (L325p Horn)
|
durven [SGV (1914)]
III-1-4
|
17895 |
duwen |
duwen:
duje (L325p Horn),
düüjə (L325p Horn)
|
duwen [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|