e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

Gevonden: 3465
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fokmerrie fokmeer: fǫkmē̜r (Horn) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.] I-9
franje franjel: fraanjel (Horn), frānjǝl (Horn) franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3
fris weer koud: kaot (Horn) tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)] III-4-4
fruit eten snaaien: sjnaajə (Horn), snageren: sjnààgərə (Horn) fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] III-2-3
fruiten bruin braden: brōēn braojə (Horn), fruiten: fruitə (Horn) fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)] III-2-3
fruitworm appelmannetje: eigen spellingsysteem  appele-menke (Horn) worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)] III-4-2
fuik fuik: foek (Horn) fuik [SGV (1914)] III-3-2
fuut fuut: fuut (Horn) fuut (48 bruine kuif en kraag; alleen op grote vennen en plassen; zomervogel [N 09 (1961)] III-4-1
gaan gaan: gaon (Horn, ... ) gaan [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
gaan liggen (van de wind) gaan liggen: hè is gaon ligkə (Horn) gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)] III-4-4