e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

Gevonden: 3465
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
guit guit: (v.).  guit (Horn), snaak: (m.).  schnaak (Horn) guit [SGV (1914)] III-1-4
gulden gulden: gulje (Horn) gulden [SGV (1914)] III-3-1
gulp van een broek gulp: gulp (Horn) gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)] III-1-3
gulzig gulzig: gulzig (Horn, ... ), vreetachtig: vréétègtich (Horn) gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] III-2-3
gunnen gunnen: gunne (Horn) gunnen [SGV (1914)] III-1-4
guste koe rind: rentj (Horn) Jong rund dat maar niet voor de eerste keer drachtig te krijgen is. [N 3A, 24] I-11
guur, kil en schraal weer killig (weer): killix (Horn), schuiverachtig (weer): sjoevərègtich (Horn), sjuuvərègtig (Horn), snijdende kou: sjniejəndjə kaoj (Horn), spits (weer): sjpits (Horn), zuur (weer): zoer (Horn) huiverig, koud, guur weer [grellig, zoer, locht, schrauw] [N 22 (1963)] || kil [SGV (1914)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || snijdend, droog en onaangenaam koud, gezegd van het weer [guur, onguur, stuurs] [N 81 (1980)] III-4-4
haag heg: hęk (Horn) Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.] I-8
haagappel hanenkul: hanekulle (Horn) haagappel [SGV (1914)] III-4-3
haagwinde winde: wenj (Horn), -  wingj (Horn), winj (Horn) Calystegia sepium (L.) R.Br. Zeer algemeen voorkomend onkruid vooral op bouwlanden en vochtige gronden, klimmend in heggen en dergelijke met een tot 3 meter lange, windende, vrijwel kale stengel en hart- tot pijlvormige bladeren. De grote klokvormige bloemen zijn wit (soms roze) van kleur. De plant bloeit van juni tot september en is meer bekend onder de naam pispotjes (Convolvulus sepium L.). Bij de naamgeving wordt vaak geen onderscheid gemaakt of vindt verwisseling plaats met de kleinere, kruipende akkerwinde (zie lemma Akkerwinde). De volgorde van de varianten van het type winde is: 1. de tweelettergrepige woorden; 2. in de eenlettergrepige naar klinker: /e - ē - ę - i/. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [JG 1c, 2c; A 17, 6a; L 1, a-m; L 1u, 80; L 15, 5; S 11; monogr.; add. uit JG 1b] || haagwinde [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] I-5, III-4-3