e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kneu heivink: heivink (Horst), kneu: kneu (Horst) Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] || kneu (13,5 wit in vleugel en staart; wilde man heeft in zomer rood voorhoofd en borst; hele jaar hier; veel op trek; broedt in veld en hei; roep [tut-tut-tut]; leuke zang; geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
kneuzen blutsen: blutse (Horst) blutsen [SGV (1914)] III-2-3
knie knie: kne.i (Horst), kneej (Horst, ... ), knĕĕj (Horst), knij (Horst) knie [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)] III-1-1
knieholte hees: hësse (Horst) knieholte [DC 01 (1931)] III-1-1
knijpen nijpen: niepe (Horst) nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikkebenen kwakken: kwakke (Horst) lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)] III-1-2
knikker knikker: knikker (Horst) knikker [SGV (1914)] III-3-2
knikkerkuiltje lots: loeds (Horst) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] III-3-2
knikkertermen knutsen: WNT: knutsen.  knutse (Horst) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
knippatroon patroon: pǝtruǝn (Horst) Een naar de vereiste vorm geknipt of te knippen stuk papier, waarnaar de stof voor kledingstukken geknipt wordt. [N 59, 48a; N 62, 4; MW; monogr.] II-7