e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
motor moter: motər (Horst) motor [RND] III-3-1
motorfiets stoomfiets: stuəmfits (Horst) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen smoezel: smōēzel (Horst) motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] III-4-4
motregenen, licht regenen motregenen: het motrêgent (Horst), smoezelen: het smōēzelt (Horst), ’t smōēzelt (Horst) motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] III-4-4
mout mout: mout (Horst) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouw mouw: moow (Horst), mow (Horst), mŏŏw (Horst) de mouw [N 59 (1973)] || mouw [SGV (1914)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW] II-7, III-1-3
mouwen ter bescherming moffen: mōfǝ (Horst) Soort mouwtjes al of niet met handschoen, die sommige imkers als extra bescherming dragen. [N 63, 75b] II-6
mouwkop kop: kop (Horst) Het gedeelte van de mouw van het colbert dat in de armsgatuitsnijding wordt ingewerkt. [N 59, 128] II-7
mouwomslag, manchet manchet: manšęt (Horst) Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW] II-7
mouwplank mouwplankje: mōwplē̜ŋskǝ (Horst) De mouwplank gebruikt men voor het openpersen van de mouwnaden; zij wordt daartoe in de mouwen gestoken. De informant van L 416 zegt een mouwplank met één poot te gebruiken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ. Zie afb. 16.' [N 59, 19d] II-7