33838 |
langbenig paard |
klepper:
klępǝr (L246p Horst)
|
[N 8, 20 en 62i]
I-9
|
18286 |
lange broek |
lange boks:
lang bōks (L246p Horst)
|
een lange broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
24733 |
lange dunne tak |
vits:
wiets (L246p Horst)
|
Een lange dunne tak (geert) [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18367 |
lange kleurige herenkous |
kerelshoos:
kelshaoze (L246p Horst),
kelshoaze (L246p Horst)
|
mannenkousen, lange kleurige ~ (vero) [hooze] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18599 |
lange onderbroek? |
onderboks:
oonderbōōks (L246p Horst)
|
onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18558 |
lange overjas |
ulster:
WNT: ulster (I). Naar de Noordiersche provincie Ulster. Lange, ruime heerenwinterjas van een warme, ruwe stof, met dubbele rij knoopen en breede revers.
eulster (L246p Horst)
|
een lange dikke overjas [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18552 |
lange smalle broekzak |
duimstokkentas:
doemstokketes (L246p Horst)
|
lange smalle zak op broekspijp (voor mes, duimstok etc.) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
bles:
blęs (L246p Horst)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
laŋzaam (L246p Horst),
lui:
lui (L246p Horst),
traag:
traog (L246p Horst)
|
langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)] || langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19599 |
lantaarn |
lucht:
lucht (L246p Horst)
|
lantaarn [SGV (1914)]
III-2-1
|