19353 |
lichtgeraakt, kregel |
giftig:
giftig (L246p Horst)
|
spoedig boos of driftig wordend [krikkelig, nippig, kregel, kriel, oplopig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
26539 |
lichttouw, lichtkoord |
licht:
lext (L246p Horst)
|
Het touw, de riem of de ketting waarmee de licht in werking wordt gesteld. Zie ook afb. 85. [N O, 23f; A 42A, 28; Vds 112; Jan 146; Coe 130; N D, 33 add.]
II-3
|
17656 |
lidmaat, ledematen |
lidmaat, ledematen:
lidmaat (L246p Horst)
|
ledematen, lidmaat [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22750 |
lied, liedje |
lied:
leed (L246p Horst),
liedje:
litsjə (L246p Horst)
|
lied [SGV (1914)] || liedje [RND]
III-3-2
|
22696 |
liederen (mv.) |
liedjes:
komt in meervoud niet voor, alleen meervoudig verkleinwoordje
litjes (L246p Horst)
|
liederen (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
19059 |
lief |
lief:
leef (L246p Horst)
|
lief [SGV (1914)]
III-1-4
|
19061 |
liefde |
liefde:
leefde (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
liefde [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-1
|
19060 |
liefhebben |
liefhebben:
leefhebbe (L246p Horst)
|
liefhebben [SGV (1914)]
III-1-4
|
18881 |
liefkozen |
aaien:
aaie (L246p Horst),
vrijen:
vrieje (L246p Horst)
|
zijn liefde of genegenheid kenbaar maken door iemand te strelen of aan te halen [koekelen, fikfakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
leege (L246p Horst),
lēge (L246p Horst, ...
L246p Horst)
|
bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || liegen [SGV (1914)] || onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|