21245 |
bus |
bus:
bus (L246p Horst)
|
bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)]
III-3-1
|
21303 |
buskruit |
pulver (<lat.):
polver (L246p Horst)
|
buskruit [SGV (1914)]
III-3-1
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
bos:
bus (L246p Horst),
schoof:
sxǫu̯f (L246p Horst)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
18586 |
bustehouder |
lijfje:
liefke (L246p Horst)
|
bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20223 |
buurman |
nabuur:
noabere (L246p Horst)
|
buurman [SGV (1914)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
naburen:
in de noabere (L246p Horst)
|
buurt (in de ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
buurten:
wĕĕj goa bbuurte (L246p Horst)
|
buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
24604 |
canadapopulier |
canada:
kanada (L246p Horst)
|
De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18557 |
capuchon |
capuchon (fr.):
kappesjon (L246p Horst)
|
de capuchon [N 59 (1973)]
III-1-3
|
33749 |
castreren |
castreren:
kastrērǝ (L246p Horst)
|
Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60]
I-9
|