e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horst

Overzicht

Gevonden: 3618
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doof doof: doeəf (Horst) doof [SGV (1914)] III-1-1
dooien dooien: duəje (Horst) dooien [SGV (1914)] III-4-4
dooier doren: dōrǝ (Horst) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doop doop: duuəp (Horst) doop [SGV (1914)] III-3-3
doopdekentje doopdeken: duepdèke (Horst) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopjurkje doopkleed: duəpkliət (Horst), ouder  dy.əpkliət (Horst), doopkleedje: duepklie:dje (Horst) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopkleed [RND] III-2-2, III-3-3
doopmutsje doopmutsje: duepmutske (Horst) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2
doopvont doopvont: duəpfunt (Horst), dyəpfunt (Horst), vont: de vinkt (Horst) doopvont [RND], [SGV (1914)] III-3-3
door elkaar, verward dooreen: doorein (Horst), dŏŏrieən (Horst), schots en scheef: schots-en-scheif (Horst) dooreen [SGV (1914)] || niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] || op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld] [N 91 (1982)] III-4-4
door-en door goed lief: leef (Horst) zeer goed, alles voor anderen overhebbend [infraai, inbraaf, wijs] [N 85 (1981)] III-1-4