24062 |
engelenmis |
engelenmis:
ingelemûs (L414p Houthalen)
|
Een Engelenmis, een lijkdienst voor een kind dat jonger is dan zeven jaar en de eerste H. Communie nog niet heeft gedaan. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
spekmade:
speͅkmāij (L414p Houthalen)
|
engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
20333 |
enig kind |
koekoeksjong:
koekoeksjong (L414p Houthalen)
|
een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeks-jong] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
enkəl (L414p Houthalen)
|
mijn enkel (van de voet) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-1
|
30774 |
enkeldik, dubbeldik vensterglas |
dik glas:
dek ˲gloas (L414p Houthalen),
dun glas:
døn gloas (L414p Houthalen)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor de dikten van de verschillende soorten vensterglas bijeen geplaatst. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Vensterglas'. [N 67, 89c]
II-9
|
33605 |
enten |
gruffelen:
grøfələ (L414p Houthalen),
grøfələn (L414p Houthalen)
|
[RND 08] [ZND 34 (1940)]
I-7
|
28827 |
entre-deux |
volant:
vǝlaŋ (L414p Houthalen)
|
Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5]
II-7
|
21204 |
envelop |
omslag:
ps. omgespeld volgens Frings!
ømslāx (L414p Houthalen)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17985 |
epidemie |
overgang:
euvergank (L414p Houthalen),
ziekte die overgaat:
dijj zikte geet euver (L414p Houthalen),
ziekte die voortgaat:
dêi zikde giet voort (L414p Houthalen)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] || Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie, besmettelijke ziekte). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
22433 |
ereboog |
boog:
boog (L414p Houthalen)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)]
III-3-2
|