e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gereed gereed: zēͅdəgej gərit bədurveͅrk (Houthalen), klaar: kli[ə}r (Houthalen), vaardig: viərix (Houthalen), ət ejtə eͅs vējərex (Houthalen) gereed (vaardig): het eten is gereed [ZND B2 (1940sq)] || gereed: zijt ge gereed met uw werk ? [ZND B2 (1940sq)] || klaar [ZND A2 (1940sq)] || vaardig [ZND A1 (1940sq)] III-1-4
gereedschapsbak getuigbak: gǝtø̜x˱bak (Houthalen), getuigzak: gǝtø̜x˲zak (Houthalen) De bak of kist waarin het gereedschap bewaard wordt. Zie ook afb. 1. [N 64, 86a-b] II-11
gereedschapskist getuigkist: gǝtø̜̄xkest (Houthalen) Kist waarin de schilder zijn gereedschap opbergt. [N 67, 99e] II-9
geren spieën: spęjǝ (Houthalen) Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10] II-7
gerieflijk gemakkelijk: ə gəmekələk hōͅwəs (Houthalen), gerieflijk: en geriefelijk huis (Houthalen) Gerieflijk huis. [ZND 35 (1941)] III-1-4
gering aantal, een paar enige: intige (Houthalen), paar: par (Houthalen) een gering aantal [paar] [N 91 (1982)] III-4-4
gerookt spek gerookt spek: gərykt speͅk (Houthalen) spek dat gerookt is [DC 48 (1973)] III-2-3
gerst gerst: gɛst (Houthalen) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4
geschiedenis geschiedenis: een geschiedenis vertəlen (Houthalen), vertelseltje: en vertūlselke vertūllen (Houthalen) Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)] III-3-1
geslacht familie: familie (Houthalen) de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 115 (2003)] III-2-2