20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətraowdə vraow (L414p Houthalen)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
20369 |
getuige |
getuige:
getuige (L414p Houthalen),
ps. omgespeld volgens Frings!
gətøi̯gə (L414p Houthalen),
gətəgə (L414p Houthalen)
|
de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)] || iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)]
III-2-2, III-3-1
|
21321 |
getuigen |
getuige zijn:
getuige zijjən (L414p Houthalen),
voorkomen:
veurkomen (L414p Houthalen)
|
getuigen [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19092 |
gevaarlijk |
gevaarlijk:
met vuur spelen es gevaarlijk (L414p Houthalen),
periculeus:
bə vy(3)̄r spēlə ɛs prɛ̄kəløs (L414p Houthalen),
perikel:
bə vy(3)̄r spēlə ɛs prɛ̄kəl (L414p Houthalen)
|
Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
19093 |
gevaarlijke kerel |
gevaarlijk:
da es iene gevaarlijke kerel (L414p Houthalen),
das nə gəva͂rləkə kiɛ̄ərəl (L414p Houthalen)
|
Dat is een gevaarlijke kerel. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
21322 |
gevangenis |
bak:
Van Dale: I. bak, 9. (gemeenz.) gevangenis, nor, arrestantenhok.
bak (L414p Houthalen),
cachot (<fr.):
ps. omgespeld volgens Frings!
kasjoͅt (L414p Houthalen),
gevang:
ps. omgespeld volgens Frings!
gəvaŋ (L414p Houthalen),
prison (<fr.):
Van Dale: prison (<Fr.), (gew.) gevangenis.
preson (L414p Houthalen)
|
de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)] || gevangenis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19743 |
gevel |
gevel:
gēͅvəl (L414p Houthalen),
giēͅvəl (L414p Houthalen)
|
een schoone gevel [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
17808 |
geven |
geven:
giəvən (L414p Houthalen)
|
geven [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
34303 |
gevlekt varken |
piétrain:
pǝtrē̜n (L414p Houthalen)
|
Varken van het ras dat een gevlekte huid heeft. [N 76, 1d]
I-12
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
gevulig (L414p Houthalen),
gevūllig (L414p Houthalen)
|
mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|