33726 |
hek aan de ingang van een wei |
gaard:
gār (L414p Houthalen)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
23906 |
hel |
hel:
hèl (L414p Houthalen)
|
De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25061 |
helemaal, geheel en al |
aalling:
aleͅŋ (L414p Houthalen)
|
geheel (aallijk) [ZND B2 (1940sq)]
III-4-4
|
18998 |
helpen |
helpen:
høͅləpən (L414p Houthalen)
|
helpen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
19915 |
hemel |
hemel:
hiemel (L414p Houthalen),
himəl (L414p Houthalen),
hî.məl (L414p Houthalen)
|
De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND] || Hemel. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-3
|
23241 |
hemelvaartsdag |
hemelvaart:
hiemelvoart (L414p Houthalen)
|
Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34474 |
hen met kuikens |
prokhen:
prokhin (L414p Houthalen)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
19511 |
hengsel |
hengel:
heͅŋəl (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
hengsel van een emmer [ZND B1 (1940sq)] || hengsel van een korf [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
33748 |
hengst |
hengst:
hęŋst (L414p Houthalen)
|
Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.]
I-9
|
33757 |
hengstveulen |
hengsteveulen:
hęŋstǝvø̄.lǝ (L414p Houthalen)
|
Het mannelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3a]
I-9
|