25272 |
are, maat van 100 m2 |
are:
ār (L414p Houthalen)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 100 vierkante meter [are] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33100 |
aren lezen |
aren rapen:
ō.rǝ rā.pǝ (L414p Houthalen),
koren rapen:
kō.rǝ rā.pǝ (L414p Houthalen),
oogsten:
ustǝ(n) (L414p Houthalen)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
32877 |
arend van de zeis |
ang:
ãŋ (L414p Houthalen)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
18239 |
armband |
armband:
ermband (L414p Houthalen),
ermbant (L414p Houthalen)
|
armband (Fr> bracelet) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
21709 |
armbestuur |
arme, de ~:
ps. omgespeld volgens Frings!
den [eͅrəmə (L414p Houthalen)
|
de instelling die zich tot doel stelt arme mensen te ondersteunen [arme, armekom-mer, grootvaal, armbestuur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21295 |
arme mens |
arme mens:
ien arme mins (L414p Houthalen),
ne erme minsch (L414p Houthalen)
|
een arme mens [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21489 |
armoede |
armoede:
ermooij (L414p Houthalen),
ermoͅoͅi (L414p Houthalen)
|
armoede [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
28950 |
armsgatuitsnijding |
armsgat:
ɛrms˲gǭt (L414p Houthalen)
|
De uitsnijding voor de mouw bij het colbert. [N 59, 101a]
II-7
|
25055 |
armvol |
armvol:
ervel (L414p Houthalen),
eͅrvəl (L414p Houthalen),
eͅrəmvoͅl (L414p Houthalen),
eͅrəvəl (L414p Houthalen),
ɛrǝmvǫl (L414p Houthalen)
|
armvol (elver, speet, ervel) [ZND A1 (1940sq)], [ZND B1 (1940sq)] || de hoeveelheid die men met de armen kan omvatten [armvol, elver, ervel, speet] [N 91 (1982)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4, III-4-4
|
21570 |
arresteren |
aanhouden:
de genderme hemmen hum aangehoijen (L414p Houthalen),
də pəlis hētəm âəngəhagə (L414p Houthalen),
ps. omgespeld volgens Frings!
a͂nhājə (L414p Houthalen),
pakken:
de genderme hemmen hum gepakt (L414p Houthalen)
|
De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)] || iemand in hechtenis nemen [bekommeren, arresteren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|