e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het vuur doven doven: duvə (Houthalen), uitdoven: uət˃duvə (Houthalen) Het branden doen eindigen (blussen, doven) [N 79 (1979)] III-2-1
het vuur wijden op paaszaterdag paaszaterdag: poaszoaterdaag (Houthalen) Het gebruik om op Paaszaterdag het vuur te wijden. [N 96C (1989)] III-3-3
heukeling heukel: hø̄.kǝl (Houthalen), heukeltje: hø̄.kǝlkǝ (Houthalen) Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.] I-3
heukelingen spreiden daaldoen: dōǝ.ldū.n (Houthalen) Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.] I-3
heup heup: heup (Houthalen, ... ), hōp (Houthalen) de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)] || heup [N 10b (1961)] III-1-1
heuvel zandhoop: zanthup (Houthalen) Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22] I-8
heuvel, kleine hoogte hoogte: wa ien huugte (Houthalen), wat een heugte (Houthalen), zandhoop: nə zanthup (Houthalen) heuvel [ZND 34 (1940)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)] III-4-4
hevige slag klavats: klavats (Houthalen) een hevige slag [klawats, klavets, klavans] [N 91 (1982)] III-4-4
hiel vers: vars (Houthalen, ... ) een hiel (van de voet) [ZND B1 (1940sq)] || hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hiernamaals hemel: hiemel (Houthalen) Het hiernamaals, het namaals, het leven na dit leven. [N 96D (1989)] III-3-3