32925 |
hoop, tussen heukeling en opper |
dobbele heukel:
dǫbǝlǝ hø̄kǝl (L414p Houthalen)
|
De middelgrote hoop, doorgaans één meter hoog, waarop het bijna droge hooi wordt gezet, voordat het tot grote hopen worden bijeengewerkt. [N 14, 108; A 16, 3; A 42, 20d]
I-3
|
34073 |
hoorn van de koe |
hoorn:
hō.rǝn (L414p Houthalen),
hōrǝ (L414p Houthalen),
hōrǝn (L414p Houthalen)
|
[N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.]
I-11
|
24169 |
hop |
hop:
hop (L414p Houthalen)
|
hop (28 zeer zeldzame zomervogel met opvallende vouwkuif; roep [hoep-hoep] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19675 |
hor |
vliegscherm:
vliegscherm (L414p Houthalen)
|
een scherm van groenen metaaldraad, dat voor de open ramen wordt geplaatst om vliegen, enz. buiten te houden [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
17733 |
horen |
horen:
hy(3)̄(ə)rən (L414p Houthalen)
|
horen [N 10b (1961)]
III-1-1
|
18233 |
horloge |
horloge:
en goë herloge (L414p Houthalen),
ien gou herloge (L414p Houthalen)
|
een gouden horloge [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|
18149 |
horrelvoet |
klompvoet:
klompvoet (L414p Houthalen),
klonkvoet:
klonkvoet (L414p Houthalen)
|
Misvormde voet (hompelvoet, horrelvoet, paardevoet, klompvoet). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17847 |
hotsen |
hobbelen:
hobbele (L414p Houthalen)
|
Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, hobbelen, stokken) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17812 |
houden |
houden:
hāgən (L414p Houthalen)
|
houden [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
21459 |
houden van |
gaarne zien:
īmand giĕn zīēn (L414p Houthalen)
|
Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|