17606 |
kuiltje (in de kin / wangen) |
kotje:
kueteke (L414p Houthalen),
köteke in zijn kin (L414p Houthalen),
kuiltje:
kuilke (L414p Houthalen),
putje:
putteke (L414p Houthalen)
|
een kuiltje in de kin [ZND 29 (1938)] || Kuiltje in de wang: een kuiltje in de wang, bijv. als men lacht (kuilke, kuiltje, putje). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
32246 |
kuiper |
kuiper:
kø̜̄pǝr (L414p Houthalen),
kø̜jpǝr (L414p Houthalen)
|
Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.]
II-12
|
32624 |
kunstmest |
chimique:
šǝmek (L414p Houthalen),
šǝmik (L414p Houthalen),
žǝmik (L414p Houthalen),
meststoffen:
[mest]stǫfǝ (L414p Houthalen),
vreemde vette(n):
vrēǝmdǝ vędǝ (L414p Houthalen)
|
Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10]
I-1
|
32627 |
kunstmest strooien |
(kunstmest) strooien/strouwen:
strōn (L414p Houthalen),
strǭǝn (L414p Houthalen)
|
Het strooien van kunstmest over het land gebeurt met de hand of met een machine. Voor beide zijn de benamingen meestal identiek. Slechts waar er voor het strooien met de hand en het machinaal strooien verschillende benamingen bestaan, wordt dit in het lemma aangegeven door "met de hand", resp. "machinaal" achter het plaatsnummer. [N 11, 24; N 11A, 63a + 64a + 65a; N P, 10a + b; JG 1b add.]
I-1
|
32629 |
kunstmeststrooier |
meststrooier/ -strouwer:
[mest]strōi̯ǝr (L414p Houthalen)
|
Bedoeld wordt de machine waarmee kunstmeststoffen gelijkmatig over het land worden verspreid. Voor het (...)-gedeelte van de betrokken varianten hieronder zie men de lemmata kunstmest en stalmest. [N P, 9; N 11A, 65b]
I-1
|
34509 |
kunstmoeder |
kunstmoeder:
kønstmō.i̯ǝr (L414p Houthalen)
|
Het deel van de broedmachine waarin de kuikens opgefokt worden en dat hun de nodige warmte verschaft. [JG 1a; monogr.]
I-12
|
28459 |
kunstraat |
waswafel:
waswǫfǝl (L414p Houthalen)
|
Middenwand van zuivere bijenwas gegoten en voorzien van cellenindruksels op het formaat van fijn werk. Wanneer de kunstraat in het midden van het raam bevestigd wordt, bouwen de bijen het raam uit tot een gelijkmatige raat fijn werk. Kunstraat dient om bijen te dwingen raten in de raampjes te bouwen. [N 63, 14c]
II-6
|
19632 |
kussensloop |
kussenovertreksel:
køͅsø̄vərtrɛksəl (L414p Houthalen)
|
een kussensloop (van een hoofdkussen) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
19314 |
kwaadspreekster |
kwaaitong:
kouei tông (L414p Houthalen),
koujtong (L414p Houthalen)
|
vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)]
III-1-4
|
17983 |
kwaal |
kwaal:
kwoal (L414p Houthalen)
|
Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 107 (2001)]
III-1-2
|