20839 |
mosterd |
mosterd:
moster (L414p Houthalen),
mosterd (L414p Houthalen)
|
mosterd [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
24355 |
mot |
mot:
ook in ZND 31, 038
mot (L414p Houthalen),
snuffel:
ook in ZND 31, 038
snuffel (L414p Houthalen)
|
mot [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
moteur:
mutø.r (L414p Houthalen)
|
motor [RND]
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
motregen:
moͅtriēͅəgə (L414p Houthalen)
|
stofregen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
briezelen:
`t brizəlt (L414p Houthalen),
motregenen:
bolletjes staan bij de informant bovenop de os
mo‧treəYənə, hət mo‧treəYənt (L414p Houthalen),
stofregenen:
stofriēͅ.Yənə, tstofriēͅ.Yənt (L414p Houthalen)
|
Motregenen. Vertaal in uw dialect: motregenen, het motregent (regenen met heel fijne druppels). [ZND 49 (1958)] || stofregenen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
28779 |
mousseline |
mousseline:
musǝlin (L414p Houthalen)
|
Los geweven stof van katoen, wol of zijde, genoemd naar de stad Mosoel in Turkije. [N 62, 75e; N 62, 75c; N 62, 83; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.]
II-7
|
18264 |
mouw |
mouw:
mou, ien mouke (L414p Houthalen),
mouw (L414p Houthalen),
mouw, mouwke (L414p Houthalen),
mouw, mouwtje (L414p Houthalen),
mǫw (L414p Houthalen),
twie mouwe (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen),
twie mouwen (L414p Houthalen)
|
een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || Hoe noemt U in het algemeen een mouw? [N 62 (1973)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW]
II-7, III-1-3
|
29070 |
mouwomslag, manchet |
bandje:
bɛndǝkǝ (L414p Houthalen),
manchet:
manchet (L414p Houthalen),
omslag:
omslag (L414p Houthalen)
|
Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW]
II-7
|
33767 |
muil |
muil:
mǫlj (L414p Houthalen)
|
Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b]
I-9
|
26147 |
muilband |
snuitband:
snǭ.t˱ba.nt (L414p Houthalen
[(mv -bān)]
)
|
Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.]
II-11
|