e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opperhuid vel: veͅ.l (Houthalen) opperhuid [N 10 (1961)] III-1-1
oppoken opkeuteren: opkø̄tǝrǝ (Houthalen) Het vuur oppoken. [N 29, 8a; OB 2, 2b; monogr.] II-1
opproptang uitzettang: ǫwt˲ze̜ttaŋ (Houthalen) Een soort tang voor het verwijden van de uiteinden van (loden) pijpen in verband met het maken van rechte verbindingen. Zie ook afb. 254. [N 33, 181; N 33, 176; N 64, 60; monogr.] II-11
oprispen buiken: bø͂ͅkə (Houthalen), rupselen: r"psələn (Houthalen) Hoe noemt men in uw dialekt oprispen, opbreken van eten of drinken? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
oprisping buik: bø͂ͅk (Houthalen) Hoe noemt men een oprisping? [DC 47 (1972)] III-1-2
oprit oprit: oͅpret (Houthalen) een hellend oplopende weg om op een dijk, een brug enz. te kunnen komen (april, opweg, opril, oprit, stoep, aprel) [N 90 (1982)] III-3-1
opruimen opruimen: oͅprøͅi̯mə (Houthalen) Opruimen (opruimen, oprommelen, klarantie maken, ontdoen) [N 79 (1979)] III-2-1
opruimer, ruimijzer, handspitsboor ruimer: rø̜jmǝr (Houthalen) In het algemeen een werktuig om geboorde gaten ruimer te maken of te zuiveren. Er bestaan verschillende uitvoeringen van het ruimijzer. Vaak is het uitgevoerd als een lange, priemvormige, piramidale staaf van gehard staal. De doorsnede van het werktuig is dan meestal vijfhoekig, maar er bestaan ook kortere, kegelvomige ruimijzers waarin verschillende, naar de top toe lopende groeven gevijld zijn, die een snijdend effect veroorzaken. De opruimer kan in de boormachine worden gespannen met of de hand worden gedraaid. In het laatste geval wordt het werktuig dan soms geplaatst in een wringijzer, een staaf met in het midden een vierkant, verstelbaar gat. Zie ook afb. 131. [N 33, 136; N 33, 144; N 33, 163; N 33, 337; N 64, 64; N 66, 17f; monogr.] II-11
opscheppen stoefen: stŏfə (Houthalen, ... ), stoffen: stŏfə (Houthalen), stuiten: stø͂ͅtə (Houthalen, ... ) pochen (zich op iets beroemen) [ZND B1 (1940sq)] III-1-4, III-3-1
opschuiven opschuiven: opschuiven (Houthalen) Opschuiven: in zijwaartse richting schuiven (opschikken, schavielen, opschuiven, opzij gaan) [N 108 (2001)] III-1-2