17566 |
opperhuid |
vel:
veͅ.l (L414p Houthalen)
|
opperhuid [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25513 |
oppoken |
opkeuteren:
opkø̄tǝrǝ (L414p Houthalen)
|
Het vuur oppoken. [N 29, 8a; OB 2, 2b; monogr.]
II-1
|
31667 |
opproptang |
uitzettang:
ǫwt˲ze̜ttaŋ (L414p Houthalen)
|
Een soort tang voor het verwijden van de uiteinden van (loden) pijpen in verband met het maken van rechte verbindingen. Zie ook afb. 254. [N 33, 181; N 33, 176; N 64, 60; monogr.]
II-11
|
18030 |
oprispen |
buiken:
bø͂ͅkə (L414p Houthalen),
rupselen:
r"psələn (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt men in uw dialekt oprispen, opbreken van eten of drinken? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18031 |
oprisping |
buik:
bø͂ͅk (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt men een oprisping? [DC 47 (1972)]
III-1-2
|
21157 |
oprit |
oprit:
oͅpret (L414p Houthalen)
|
een hellend oplopende weg om op een dijk, een brug enz. te kunnen komen (april, opweg, opril, oprit, stoep, aprel) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19426 |
opruimen |
opruimen:
oͅprøͅi̯mə (L414p Houthalen)
|
Opruimen (opruimen, oprommelen, klarantie maken, ontdoen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
31429 |
opruimer, ruimijzer, handspitsboor |
ruimer:
rø̜jmǝr (L414p Houthalen)
|
In het algemeen een werktuig om geboorde gaten ruimer te maken of te zuiveren. Er bestaan verschillende uitvoeringen van het ruimijzer. Vaak is het uitgevoerd als een lange, priemvormige, piramidale staaf van gehard staal. De doorsnede van het werktuig is dan meestal vijfhoekig, maar er bestaan ook kortere, kegelvomige ruimijzers waarin verschillende, naar de top toe lopende groeven gevijld zijn, die een snijdend effect veroorzaken. De opruimer kan in de boormachine worden gespannen met of de hand worden gedraaid. In het laatste geval wordt het werktuig dan soms geplaatst in een wringijzer, een staaf met in het midden een vierkant, verstelbaar gat. Zie ook afb. 131. [N 33, 136; N 33, 144; N 33, 163; N 33, 337; N 64, 64; N 66, 17f; monogr.]
II-11
|
19321 |
opscheppen |
stoefen:
stŏfə (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen),
stoffen:
stŏfə (L414p Houthalen),
stuiten:
stø͂ͅtə (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen,
L414p Houthalen)
|
pochen (zich op iets beroemen) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4, III-3-1
|
17866 |
opschuiven |
opschuiven:
opschuiven (L414p Houthalen)
|
Opschuiven: in zijwaartse richting schuiven (opschikken, schavielen, opschuiven, opzij gaan) [N 108 (2001)]
III-1-2
|