30182 |
raamwerk |
kader:
kādǝr (L414p Houthalen)
|
Het gehele timmergeraamte van verticale en horizontale balken. [N 4A, 52f; N 31, 45b; monogr.; N 4A, 52e]
II-9
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
ook materiaal znd 19a, 003
arig (L414p Houthalen)
|
zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
28447 |
raat |
honingschuif:
hōneŋsxø̜jf (L414p Houthalen),
raat:
raat (L414p Houthalen),
roǝt (L414p Houthalen),
ratel:
ratel (L414p Houthalen)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
28653 |
raathoning, tafelhoning |
raathoning:
roǝthōneŋ (L414p Houthalen)
|
Blanke honing die in de raat verkocht wordt. [N 63, 115b; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
konder da roājen (L414p Houthalen)
|
Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)]
III-1-4
|
33577 |
radijs |
radijs:
radijs (L414p Houthalen)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
21209 |
radio |
radio:
ps. omgespeld volgens Frings (de "i"heb ik als een gewone i geïnterpreteerd en niet als een diftong, omdat het niet superscript geschreven staat!).
radio (L414p Houthalen)
|
een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32189 |
radmaker |
ramaker:
rāmākǝr (L414p Houthalen)
|
Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
18167 |
rafel |
franjel:
fraonnels (L414p Houthalen),
rafeldraad:
rèèfeldroad (L414p Houthalen),
rijfeldraad:
rīfǝldrǭt (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt U een rafel? [N 62 (1973)] || Rafelige plek in een weefsel. [N 62, 45b; MW] || Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)]
II-7, III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
rèèfle (L414p Houthalen),
refelen:
riǝfǝlǝ (L414p Houthalen),
uitrafelen:
outreifelen (L414p Houthalen)
|
Hoe zegt U: de stof zal rafelen? [N 62 (1973)] || Rafelen. Aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, reffelen, rieffelen, rufelen] [N 114 (2002)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.]
II-7, III-1-3
|