e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sla, algemeen salade: slōͅ.t (Houthalen) [Goossens 1b (1960)] I-7
slaan houwen: hōə (Houthalen), van ei gehood (Houthalen), slaan: bond əm blūə gəslāgən (Houthalen), sluoͅn (Houthalen) bont en blauw geslagen [RND] || slaan [ZND B2 (1940sq)] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
slaap slaap: slūəp (Houthalen) slaap [N 10b (1961)] III-1-1
slachten slachten: slaxtǝ (Houthalen) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slag slag: slaag (Houthalen) slag, klap, stoot [ZND 06 (1924)] III-1-2
slagschaar metaalscheer: mǝtǭlsxīǝr (Houthalen) Soort schaar voor het knippen van lange, rechte stroken dun plaatmateriaal. De slagschaar bestaat uit een onderstel waarop met behulp van een stellat de juiste maat van het te snijden plaatmateriaal kan worden ingesteld. Door middel van een beweegbaar mes met tegengewicht kan het materiaal in één slag afgeknipt worden. Zie ook afb. 141. De slagschaar wordt vooral gebruikt voor dunne plaatmaterialen, volgens de respondent uit Q 121c vooral zink, tot 3 mm dikte. [N 64, 4] II-11
slagschei karschei: kē̜rsxē (Houthalen) De verbindingsschei(en) waarop de neergeslagen bak van de slagkar rust. [N 17, 19; N G, 56d] I-13
slak slaks: sleks (Houthalen), sleͅks (Houthalen) slak, alg. [ZND 06 (1924)], [ZND A1 (1940sq)] III-4-2
slakkenhuis slaksenpotje: slekseputteken (Houthalen) slakkenhuis [ZND 06 (1924)] III-4-2
slang slang: slang (Houthalen) Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)] III-4-2