21535 |
weegschaal |
waag:
ən vuoͅx (L414p Houthalen)
|
weegschaal [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|
25579 |
weegtoestel |
waag:
wǭx (L414p Houthalen)
|
Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e]
II-1
|
33821 |
week in de muil |
week:
wik (L414p Houthalen),
week in de muil:
wik ęn dǝ mø̜lj (L414p Houthalen)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|
21518 |
weekblad? |
illustratie (<fr.):
eløstrâsi (L414p Houthalen)
|
weekblad met veel prenten en fotos [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18166 |
weer genezen |
weer op zijn plooi:
vir op sən ploj (L414p Houthalen)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
17575 |
weerborstel |
borstel:
borstel (L414p Houthalen),
weerstrons:
wīrstroͅns (L414p Houthalen)
|
Harde, dikke en stijve stekelharen met een draaiing erin voor op de rug van het varken. [N 76, 13; N 28, 31] || valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
I-12, III-1-1
|
25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
wieërlicht (L414p Houthalen)
|
weerlichten [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wiər (L414p Houthalen)
|
weer (znw) [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
33820 |
weerstand biedend |
sterk in de muil:
stɛrǝk en dǝ mø̜i̯l (L414p Houthalen)
|
Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e]
I-9
|
23708 |
weesgegroet |
weesgegroet:
weesgegroet (L414p Houthalen)
|
Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|