30082 |
waterpas |
waterpas:
wātǝrpas (Q100p Houthem)
|
Gezegd van een muur wanneer deze tijdens de controle met de loodplank of het waterpas een horizontale stand vertoont. Wanneer een muur 'niet' waterpas was, werd in Q 121 gezegd: 'de muur is uit de waag' ('dǝ m ̇ūr e ̞s˱ ūs˱ dǝ wǫax'). [N 31, 10e; N 31, 10c; monogr.]
II-9
|
33631 |
waterput |
put:
pøͅt (Q100p Houthem)
|
[Roukens 03 (1937)]
I-7
|
24274 |
waterral |
waterral:
waaterral (Q100p Houthem),
waterral (Q100p Houthem)
|
waterral || waterral (28 onzichtbaar levende vogel van moerassen; roep geluid heel opvallend [kroeïe-kroeï] en geluid of er een varken wordt gekeeld [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24275 |
watersnip |
watersnep:
watersjnep (Q100p Houthem)
|
watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21683 |
wbd: in trek |
vaste markt:
vaste mert (Q100p Houthem)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20435 |
weduwe |
wedevrouw:
wedevrouw (Q100p Houthem),
weduwe:
weedewe (Q100p Houthem),
widdevrouw:
widdevrouw (Q100p Houthem)
|
weduwe [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wedeman:
wedeman (Q100p Houthem, ...
Q100p Houthem),
weedeman (Q100p Houthem)
|
weduwnaar [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17575 |
weerborstel |
weerstruif:
wèèrsjtroef (Q100p Houthem),
wrong:
vrunk (Q100p Houthem)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25110 |
weerlichtx |
zeebrand:
zīejébrand (Q100p Houthem)
|
weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wèer (Q100p Houthem),
wère (Q100p Houthem)
|
weer [DC 03 (1934)]
III-4-4
|