e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthem

Overzicht

Gevonden: 1344
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houtduif duif: doef (Houthem), wilde duif: wil doef (Houthem, ... ) houtduif || houtduif (41 grootste en bekendste van het stel; wit aan nek en vleugels; broedt overal in bossen en tegenwoordig ook in dorp en stad; vaak in grote troepen [N 09 (1961)] III-4-1
houtsnip houtsnep: houtsjnep (Houthem) houtsnip (34 grote uitgave van watersnip [116], maar dan bosvogel; meest op trek; ook zeldzame broedvogel; roep in de lente [tsp...wok, wok, wok]; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
houtworm houtworm: houtwörm (Houthem) houtworm [DC 23 (1953)] III-4-2
huid huid: hōēd (Houthem), hōēt (Houthem) huid [DC 01 (1931)] III-1-1
huidschilfers velletjes: velkes (Houthem) schilfers op de huid [blusters] [N 10 (1961)] III-1-2
huifkar huifkar: hufkar (Houthem) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huilen beuken: beuke (Houthem), grijnen: griene (Houthem) huilen: kinderen bij pijn/verdriet; volwassenen [DC 17 (1949)] III-1-4
huismus, mus huismus: hoesmusj (Houthem), mus: musch (Houthem), mösj (Houthem, ... ) Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] III-4-1
huisvlieg, vlieg vlieg: vleeg (Houthem) vlieg, huisvlieg [DC 18 (1950)] III-4-2
huisweide plei: plɛi̯ (Houthem) I-7