21435 |
rijk zijn |
in het geld zwemmen:
in ’t geld zjwumme (Q100p Houthem),
rijk zijn:
riek zin (Q100p Houthem)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: rijk zijn [rijk zijn, zwemmen in zijn geld, een groot fortuin hebben enz. enz.] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25187 |
rijp vormen, rijpen |
rijmen:
rieme (Q100p Houthem)
|
vriezen zodanig dat zich rijm op de bomen vormt [rouwvorsten, rijmen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25186 |
rijp, rijmx |
rijm:
riem (Q100p Houthem)
|
rijm, bevroren dauw of nevel die zich afzet op de takken [waterrijm, roevros] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33509 |
rijshout, bonenstaak |
rijs:
riezer (Q100p Houthem)
|
Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [N P (1966)]
I-7
|
29012 |
rimpelen, fronsen |
rimpelen:
rømpǝlǝ (Q100p Houthem)
|
Al plooiend rijgen. Rimpelen is het uitrekken van een hoeveelheid stof tot een vooraf bepaalde kortere lengte, langs één of meer stiklijnen, waarbij de ruimte wordt verdeeld in gelijke, soepele plooitjes (Het Beste Naaiboek, pag. 178). Bij fronsen wordt de ruimte over een bredere afstand verdeeld dan bij rimpelen. Zie afb. 46. [N 59, 53; N 62, 12a; N 62, 30; Gi 1.IV, 34; MW; monogr.]
II-7
|
17599 |
rimpels |
rimpels:
rumpele, rumpel (Q100p Houthem)
|
Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)]
III-1-1
|
17587 |
ringbaard |
ringbaard:
Niet gebruikelijk.
ringbaard (Q100p Houthem)
|
ringbaard (visschersbaard) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen:
renge (Q100p Houthem)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
24234 |
ringmus |
heggenmus:
hèggemösj (Q100p Houthem),
hèkkemusj (Q100p Houthem),
ringmus:
ringmusch (Q100p Houthem),
veldmus:
veldmösj (Q100p Houthem, ...
Q100p Houthem),
vèltmös (gew.uitspr.) (Q100p Houthem)
|
Hoe heet de ringmusch? [DC 06 (1938)] || ringmus || ringmus (14 bijna gelijk aan de huismus, maar chocoladepetje en -plekje op de wang; broedt meer in hol hout; vaak op trek in flinke troepen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18058 |
rochelen |
rochelen:
roachele (Q100p Houthem)
|
rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)]
III-1-2
|