e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hulsberg

Overzicht

Gevonden: 1552
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ophitsen opstoken: opsjteukə (Hulsberg) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4
ophouden met het werk uitscheiden: oetsjei.jə (Hulsberg) ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4
opmaken van staart en manen opmaken: ǫpmākǝ (Hulsberg) In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b] I-9
oprit oprit: oprit (Hulsberg) een hellend oplopende weg om op een dijk, een brug enz. te kunnen komen (april, opweg, opril, oprit, stoep, aprel) [N 90 (1982)] III-3-1
opschuiven opschuiven: opsjūūvə (Hulsberg) Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven). [N 84 (1981)] III-1-2
opspelen opspelen: opsjpeelə (Hulsberg) zeer boos uitvallen [sjamfoeteren, opspelen] [N 85 (1981)] III-1-4
opstaan hop: hǫp (Hulsberg) Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j] I-10
optillen lichten: lugtə (Hulsberg) (Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] III-1-2
orgel orgel: øͅrgəlman (Hulsberg) Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)] III-3-2
orgeldraaier orgelman: øͅrgəlman (Hulsberg) Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)] III-3-2