20524 |
homp brood |
homp:
hòmp (L320p Hunsel)
|
homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19784 |
hond |
hond:
hóndj (L320p Hunsel)
|
hond [SGV (1914)]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondskooi:
honskoai (L320p Hunsel)
|
hondenhok [DC 10 (1941)]
III-2-1
|
21043 |
honing |
honing:
honeŋ (L320p Hunsel)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
28667 |
honingdrank |
honingsbier:
hōneŋsbēr (L320p Hunsel),
mee:
mē (L320p Hunsel)
|
Na de verwijdering van de honing uit de raten houdt men ruwe was over die gezuiverd wordt met water. De gegiste honing- en wateroplossing wordt dan mee of mede, honingdrank genoemd. [N 63, 120a; R 3, 45; Ge 37, 148; JG 2b-5, add.; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
hoofd:
hūīd (L320p Hunsel),
kop:
kòp (L320p Hunsel),
köp (L320p Hunsel)
|
hoofd [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)]
III-1-1
|
18187 |
hoofddoek |
kopplag:
kopplak (L320p Hunsel)
|
hoofddoek [SGV (1914)]
III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdkaas:
huidkeas (L320p Hunsel)
|
zult (hoofdkaas) [SGV (1914)]
III-2-3
|
19654 |
hoofdkussen |
hoofdkussen:
hø͂ͅi̯tkøͅsə (L320p Hunsel)
|
hoofdkussen [SGV (1914)]
III-2-1
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppien (L320p Hunsel)
|
hoofdpijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|