e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hunsel

Overzicht

Gevonden: 1928
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huilen, schreien janken: janke (Hunsel) schreien [SGV (1914)] III-1-4
huis, woning huis: hoes (Hunsel) huis [SGV (1914)] III-2-1
huishouden huishouden: hoeshaje (Hunsel) huishouden [SGV (1914)] III-2-1
huismus, mus huiskets: hoeskets (Hunsel, ... ), huismus: (hoes)mös (Hunsel), hoesmusch (Hunsel), korenjood: korendief  koorejoet (Hunsel), mus: mös (Hunsel), mösch (Hunsel) Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || huismus || mus [Roukens 14 (1937)] || musch [SGV (1914)] III-4-1
huisvlieg, vlieg huisvlieg: hoesvleeg (Hunsel), vlieg: vleeg (Hunsel, ... ) huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] || vlieg, huisvlieg [DC 18 (1950)] III-4-2
huiszwaluw zwalf: zwelf (Hunsel), zwèlf (Hunsel), zwalg: zwalg (Hunsel) huiszwaluw [DC 18 (1950)] III-4-1
huiveren schuiveren: zjøvere (Hunsel) huiveren [SGV (1914)] III-1-2
hul hul: höl (Hunsel) hul (kap) [SGV (1914)] III-1-3
hulst mistletoe (eng.): Weet niet zeker misschien mispletoe?  mispletoe (Hunsel) [DC 76 (2002)] I-7
hurken (zich) hukken: høke (Hunsel) hurken [SGV (1914)] III-1-2