e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hunsel

Overzicht

Gevonden: 1928
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laagte in het landschap laagte: leǝgdjǝ (Hunsel) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars tot of boven de knie gamasche: kamasje (Hunsel) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] III-1-3
lade lade: lāi̯ (Hunsel) tafella [DC 53a (1978)] III-2-1
lam lam: lām (Hunsel), lammetje: lɛmkǝ (Hunsel), schaapje: šø̜pkǝ (Hunsel) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
lamp lamp: lamp (Hunsel) lamp [SGV (1914)] III-2-1
lampenpit wiek: wēk (Hunsel, ... ) lampenpit [Roukens 14 (1937)] || lampepit [SGV (1914)] III-2-1
landerijen goed: gōt (Hunsel), land: lanjtj (Hunsel) Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.] I-8
landstreek streek: streek (Hunsel, ... ) landstreek, gebied dat door bijv. tradities, landschap, taal enz een zekere eenheid vormt [contrei, streek, strom] [N 81 (1980)] || streek (in deze ~) [SGV (1914)] III-4-4
langpootmug hooiwagen: huijwagen (groter) (Hunsel), wipkont: wopkonjt (Hunsel) langpootmug [DC 18 (1950)] III-4-2
lantaarn lantaarn: lantêr (Hunsel) lantaarn [SGV (1914)] III-2-1