| 33492 |
peer, soorten |
appelpeer:
appelvormige inmaakpeer (bergamotte dhiver)
appelpaer (L289a Hushoven),
ijzelpeer:
iêselpaer (L289a Hushoven),
juttepeer:
sappige peer, die men niet kan bewaren
juttepaer (L289a Hushoven),
keutelpeer:
kuuëtelpaer (L289a Hushoven),
peer:
paer (L289a Hushoven),
putpeer:
stond naast de turfput
pötpaer (L289a Hushoven),
smoutpeer:
smaôtpaer (L289a Hushoven),
sokkerpeer:
sappig en zoet
sókkerpaer (L289a Hushoven)
|
herenpeer || juttepeer || peer || peer, soort
I-7
|
| 20414 |
peetoom |
peetoom:
paetoeëm (L289a Hushoven),
pieëtoeëm (L289a Hushoven),
peteren:
petere (L289a Hushoven, ...
L289a Hushoven),
pieëtere (L289a Hushoven),
peteroom:
pèteroome (L289a Hushoven, ...
L289a Hushoven)
|
peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peter, peetoom
III-2-2
|
| 20415 |
peettante |
peet:
peet (L289a Hushoven, ...
L289a Hushoven),
paet en pieëter: meter en peter
paet (L289a Hushoven),
petetant:
pètetant (L289a Hushoven, ...
L289a Hushoven)
|
meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || meter bij dopen van een kind || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 32456 |
peg |
klompenpin:
klōmpǝpe.n (L289a Hushoven)
|
Houten pennetje waarmee het zoolbeslag onder het loopvlak van de klomp wordt vastgezet. In Weert (L 289) en omgeving werd voor het maken van de peggen hout gebruikt dat hondshout (hoŋshǫwt) of hondkersenhout (hoŋkø̜rsǝhǫwt) werd genoemd. In Gennep (L 164) en omgeving was het onder de benaming klompenpinnenhout (klōmpǝpenǝhōlt) bekend. [N 24, 71, add.; monogr.]
II-12
|
| 34103 |
pens |
pens:
pɛns (L289a Hushoven)
|
De eerste afdeling van de maag van de koe waarin het voedsel geweekt wordt. Een koe heeft vier magen: de pens, de netmaag, de boekpens en de lebmaag. In de "Amsterdamse" vragenlijst nr. 9 werd via de vragen 11a, 11b, 11c en 11d naar de dialectbenamingen gevraagd voor deze vier magen. Exact werd gevraagd naar de benamingen voor pens, netmaag, boekpens en lebmaag. In de "Nijmeegse" vragenlijst nr. 28 werd ook gevraagd naar de dialectbenamingen voor de vier magen. Maar hier werden de vragen wat vager gesteld. De pens wordt omschreven (vr. 80) als de "maag waarin het voedsel het eerst komt", de netmaag als de "langwerpige maag" (vr. 81), de boekpens als "de maag die van binnen vol vliezen zit" (vr. 82) en de lebmaag als "de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant" (vr. 84). Door deze vage vraagstelling sluipt onzekerheid door in de antwoorden van de "Nijmeegse" respondenten: termen worden nogal eens door elkaar gehaald voor de diverse magen. Zo goed mogelijk is in dit lemma en de volgende drie lemmata geprobeerd de juiste benaming bij het juiste begrip onder te brengen. In wbd afl. 3 (Het rund) blz. 364 wordt het vermoeden geuit dat we hier eerder met een cultuurbegrip te maken hebben dan met een onder de mensen (nog) levende werkelijkheid en dat voornoemde vierdeling ook niet meer echt levend is bij de huisslachter. Dit vermoeden zou ook op de "Limburgse" antwoorden van toepassing kunnen zijn. [N 28, 80; A 9, 11a; L 48, 15]
I-11
|
| 20842 |
peper |
peper:
paeper (L289a Hushoven),
pèper (L289a Hushoven, ...
L289a Hushoven)
|
peper [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
| 33566 |
perzik |
merketon:
merketón (L289a Hushoven),
peers:
pieërs (L289a Hushoven)
|
perzik || perzik, soort: merkaton
I-7
|
| 24856 |
perzikkruid |
reugel:
reûgel (L289a Hushoven),
reuts:
reutse (L289a Hushoven)
|
perzikkruid
III-4-3
|
| 18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (L289a Hushoven),
muts; müts
klak (L289a Hushoven),
klepmuts:
klepmuts (L289a Hushoven)
|
Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
| 33568 |
peterselie |
peterselie:
pittersillie (L289a Hushoven)
|
peterselie
I-7
|