24331 |
meikever |
koning:
kuuëning (L289a Hushoven),
mulder:
mölder (L289a Hushoven),
predikant:
priddekant (L289a Hushoven),
prittekânt (L289a Hushoven),
spirtelekant (L289a Hushoven)
|
meikever || meikever, algemeen [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
20309 |
meisje |
maagdje:
maechtje (L289a Hushoven),
mègtje (L289a Hushoven),
pul:
pöl (L289a Hushoven)
|
meisje || meisje; (Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
geliefde:
geleêfdje (L289a Hushoven),
liefste:
leefste (L289a Hushoven),
meid:
meid (L289a Hushoven)
|
geliefde, liefje || Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
aanstaande:
aanstaonde (L289a Hushoven)
|
Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? (Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24543 |
melde |
schietmelde:
scheetmîltj (L289a Hushoven)
|
melde
III-4-3
|
34237 |
melk |
melk:
mɛlk (L289a Hushoven),
mɛlǝk (L289a Hushoven)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34241 |
melk zeven |
zijen:
zei̯ǝ (L289a Hushoven)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoeltje:
mɛlkstø̄lkǝ (L289a Hushoven)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
19930 |
melkzeef |
zijschotel:
zei̯sxuǝtǝl (L289a Hushoven),
zęi̯sxōtǝl (L289a Hushoven)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
19137 |
menen |
menen:
meîne (L289a Hushoven)
|
menen, denken, bedoelen
III-1-4
|