19356 |
mopperen |
brommen:
brómme (L289a Hushoven),
grauwelen:
grouwele (L289a Hushoven),
grommelen:
groomele (L289a Hushoven),
grommen:
grómme (L289a Hushoven),
knoteren:
knoeëtere (L289a Hushoven),
knuuëtere (L289a Hushoven),
snoteren:
snoeëtere (L289a Hushoven)
|
brommen || mopperen || mopperen, zeuren
III-1-4
|
33538 |
morel, zure kers |
morel:
merel’le (L289a Hushoven)
|
morellen soort kersen
I-7
|
29998 |
mortel |
spijs:
spīs (L289a Hushoven)
|
Een mengsel van gebluste kalk of cement, zand of tras en water. Het wordt gebruikt om bij het metselen de stenen tot een samenhangend, vast geheel te verbinden. De aard en de hoeveelheid van de grondstoffen bepalen het gebruik van de verschillende soorten mortels. Vgl. de volgende lemmata. (zie kaart) [monogr.; div.]
II-9
|
24355 |
mot |
mot:
mot (L289a Hushoven),
mót (L289a Hushoven)
|
mot [DC 24 (1953)]
III-4-2
|
25130 |
motregen, fijne regen |
fiezelregen:
feêzelraengel (L289a Hushoven),
motregen:
motraengel (L289a Hushoven),
muggenpis:
mögkepis (L289a Hushoven),
stofregen:
BNO.
stoôfraengel (L289a Hushoven),
stuifregen:
stoeëfraengel (L289a Hushoven),
zever:
zeîver (L289a Hushoven)
|
motregen, fijne regen
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
fiezelen:
Opm. ook in de betekenis van: uit elkaar halen, zacht praten.
feêzele (L289a Hushoven),
miezeren:
miezere (L289a Hushoven),
neetselen:
neetsele (L289a Hushoven),
neetsele, ’t neetseltj (L289a Hushoven),
zeveren:
zeîvere (L289a Hushoven)
|
miezelen, motregenen || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
24356 |
mug |
mug:
mök (L289a Hushoven, ...
L289a Hushoven)
|
mug || steekmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
33066 |
muilband, bovenste band van de schoof |
kopband:
kǫp˱[band] (L289a Hushoven)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|
18308 |
muiltje |
muil:
muilen (L289a Hushoven),
slof:
sloeffe (L289a Hushoven)
|
Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
24357 |
muis |
muis:
moês (L289a Hushoven),
mōēs (L289a Hushoven)
|
muis [DC 35 (1963)]
III-4-2
|