e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hushoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roken roken: ¯n zwaor piêp roûke: ¯n zware pijp roken Vreuger mochte ve neet roûke vuurdet ve geloeëtj haaj (loeëte: dienstplicht)  roûke (Hushoven) roken, walmen III-2-3
rollen wellen: wɛlǝ (Hushoven) Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-2
rolluik jaloezie: žalǝzi (Hushoven) Vensterluik, bestaande uit smalle, horizontale latjes die met behulp van kettingscharnieren of linnen banden aan elkaar bevestigd zijn en boven het venster op een in een kast aangebrachte horizontale as kunnen worden opgerold. Het rolluik kan doorgaans van binnenuit door middel van een trekband geopend en gesloten worden. [N 55, 70; monogr.; L 1 a-m, add.; L 32, 75b add; L 1u, 17 add.] II-9
roofvogel, algemeen stootkop: stoeëtkop (Hushoven) roofvogel III-4-1
rooien met de hand, dabben dabben: dabǝ(n) (Hushoven) Het met de hand uit de grond halen van aardappelen: het uit de grond trekken van de struik, het schudden ervan zodat de aardappelen van de wortels vallen en het bijeenrapen ervan. In de A- en Lu-vragenlijsten was wel uitdrukkelijk de vraag "rooien met de handen" opgenomen, maar doorgaans toch het algemene woord voor rooien opgegeven, hetzelfde als in het vorige lemma Rooien, Algemeen. In deze gevallen is hier dat algemene woord niet herhaald. Hier staan alleen de lexicale afwijkingen van "uitdoen". [N 12, 18b; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 23, 17d2; Lu 1, 17d2] I-5
rooien met de ploeg uitvaren: ut˲vārǝ (Hushoven) Rooien met een werktuig dat door een paard of een trekker getrokken wordt. Vergelijk de opmerking van J.Goossens bij zijn enquête-materiaal: "Tegenwoordig rooit men ook aardappelen met de ploeg. Dit is niet zo moeilijk omdat de aardappelen in ɛbalkenɛ groeien nadat ze aangeaard zijn. Voor de fonetische documentatie van uitdoen, zie het lemma Rooien, Algemeen. [N 12, 17; JG 1a; monogr.; add. uit N 12, 18] I-5
rooien, algemeen plukken: plø̜kǝ (Hushoven), uitdoen: yt˱dōn (Hushoven), ūt˱dōn (Hushoven) In september wordt het loof geel en verdroogt het. Dan is het tijd om te rooien, het liefst op een zo droog mogelijk moment, zodat er geen modderige grond aan de aardappels blijft kleven. In dit lemma staan de algemene benamingen voor het uit de grond halen van aardappelen bijeen. Als er gevraagd werd naar het rooien met een speciaal stuk gereedschap, maar de zegslieden met de algemene term hebben geantwoord, is de opgave van het speciale lemma naar hier overgeplaatst. Op grond van de opgaven over dit speciale gereedschap om te rooien kon voor Belgisch Limburg een volkskundige kaart worden getekend over het gebruik van dergelijk gereedschap: kaart 21. In S 30 is naar het woord "rooien" gevraagd. Wanneer het woordtype rooien is opgegeven zonder nadere aanduiding mag niet uitgesloten worden dat daarmee "bomen rooien" kan zijn bedoeld. De varianten van uitdoen zijn geordend op het eerste lid ɛuit-ɛ. Bij het woordtype plukken merkten sommige zegslieden op dat men het loof van de planten trok om goede, kleine, pootaardappelen te verkrijgen. Bij het woordtype polderen wordt opgemerkt dat dit gebeurde bij grote boeren: onder ɛpolderenɛ verstaat men daar het gezamenlijke rooien door groepjes seizoensarbeiders. [N 12, 16 en 18; JG 1a, 1b; A 23, 17d2 en 17d3; L 34, 8; Lu 1, 17d2 en 17d3; S 30; monogr.; add. uit N 11A, 13c] I-5
rook damp: da.mp (Hushoven, ... ) rook III-2-1
rookvlees gerookt vlees: geruiktj vleîs (Hushoven), rookvlees: ruikvleîs (Hushoven) rookvlees III-2-3
room room: De roum vanne mêllek  roum (Hushoven) room III-2-3