33139 |
wannen met de wan |
wannen:
wanǝ (L289a Hushoven)
|
Om het graan te scheiden van kaf en graanafval wordt het gewand. Het principe van de handeling is eenvoudig: de graankorrels worden tegelijk met het kaf en de andere ongerechtigheden omhooggeworpen; door de wind worden het kaf en het lichtere afval weggeblazen; de zwaardere graankorrels vallen terug en blijven over. Het primitiefste en oudste middel om te wannen is de wan: een platte korf met aan beide zijden een oor en iets uitgehold aan één kant. In die uitgeholde kant wordt het graan nog vermengd met het afval gedaan en de wanner schudt de mand, zodanig dat de natuurlijke wind het afval doet wegwaaien en dat het graan terug in de mand valt. Zie het lemma ''wan'' (6.3.2). Later ging men de wanmolen gebruiken, waarbij een kunstmatige windstroom werd opgewekt; zie het lemma ''wanmolen'' (6.3.5). Vaak gebruikt men hetzelfde werkwoord voor het wannen met de wan en voor het wannen met de wanmolen; dan is dat werkwoord wannen. Soms gebruikte men een apart woord voor het werken met de wanmolen; deze zijn opgenomen in het lemma ''wannen met de wanmolen'' (6.3.4).' [N 14, 37; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33140 |
wannen met de wanmolen |
wannen:
[wannen] (L289a Hushoven)
|
Het werken met de wanmolen. Zie voor de fonetische documentatie van [wannen] het lemma ''wannen met de wan'' (6.3.1) en zie ook de toelichting bij dat lemma. [N 14, 39; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
19713 |
wasblok |
beukschraag:
bøksxrāx (L289a Hushoven),
wasblok:
was˂bloͅk (L289a Hushoven)
|
steun voor wastobbe || wasblok, houten steun op drie poten voor de wasketel
III-2-1
|
19714 |
wasbord |
schromp:
sxrōmp (L289a Hushoven),
wasbred:
was˂brēt (L289a Hushoven, ...
L289a Hushoven)
|
wasbord
III-2-1
|
19658 |
wasgoed |
lijnwaad:
lievendj (L289a Hushoven),
was:
was (L289a Hushoven)
|
wasgoed [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
19669 |
wasknijper |
waspin:
waspe.n (L289a Hushoven)
|
wasknijper
III-2-1
|
32545 |
wasmand |
lijnwaadsmand:
livǝntjsmaŋ (L289a Hushoven),
wasmand:
wasmaŋ (L289a Hushoven)
|
In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
19457 |
waterdamp, wasem |
damp:
da.mp (L289a Hushoven)
|
wasem, damp
III-2-1
|
24273 |
waterhoen |
modderkuiken:
modderkuûk (L289a Hushoven),
schuimeend:
schoêmaentj (L289a Hushoven)
|
waterhoen
III-4-1
|
19510 |
waterketel, moor |
moor:
muər (L289a Hushoven)
|
waterketel
III-2-1
|