18034 |
braken |
braken:
brākǝ (L289a Hushoven),
keuken:
kökke (L289a Hushoven)
|
De houtachtige stengels van het vlas met behulp van een braak kneuzen en breken, zodat ze eraf vliegen. [N 48, 16a; monogr.] || Overgeven - Kent men het woord kokken, koken i.b.v. overgeven, neiging hebben tot overgeven? Zo ja, uitspraak. [DC 32 (1960)]
II-7, III-1-2
|
19860 |
branden |
borren:
bøͅrə (L289a Hushoven)
|
branden
III-2-1
|
24875 |
brandnetel |
brandnetel:
brand˱nētǝl (L289a Hushoven),
-
brandnetele (L289a Hushoven),
netel:
neêtel (L289a Hushoven),
nētǝl (L289a Hushoven),
-
netele (L289a Hushoven)
|
brandnetel (Urtica L.) [DC 13 (1945)] || netel || Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b]
I-5, III-4-3
|
19840 |
brandstof |
stokens:
stuəkəs (L289a Hushoven)
|
iets om te stoken
III-2-1
|
24306 |
brasem |
brasem:
vis
brieësem (L289a Hushoven)
|
brasem
III-4-2
|
33983 |
brede buikriem |
buikriem:
būkrēm (L289a Hushoven),
kwikriem:
kwekrēm (L289a Hushoven)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
33138 |
breeddorser |
rechtdorser:
ręxtdø̜rsǝr (L289a Hushoven)
|
Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
24475 |
brem |
brem:
bräöm (L289a Hushoven)
|
brem
III-4-3
|
34504 |
broedende kip op eieren |
brok:
broǝk (L289a Hushoven),
kloek:
kluk (L289a Hushoven)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
18744 |
broek |
boks:
boks (L289a Hushoven)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|