19345 |
dwarsdrijver |
warsdrijver:
waersdriêver (L289a Hushoven),
warskop:
waerskop (L289a Hushoven)
|
dwarsdrijver || weerbarstig persoon
III-1-4
|
19504 |
dweil |
dweil:
dweͅl (L289a Hushoven),
dwɛ̄l (L289a Hushoven)
|
dweil || grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19657 |
dweilen |
dweilen:
dweͅlə (L289a Hushoven),
dwɛlə (L289a Hushoven)
|
dweilen || stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20394 |
echtgenoot |
baas:
baas (L289a Hushoven),
mens:
mins (L289a Hushoven)
|
baas, echtgenoot || echtgenoot
III-2-2
|
20391 |
echtgenote |
wederhelft:
wederhelft (L289a Hushoven)
|
(vrouw; ) bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
eikeurke (L289a Hushoven),
eikuûrke (L289a Hushoven),
vlooienbok:
spottend, figuurlijk
vloeëjebók (L289a Hushoven)
|
eekhoorn [DC 07 (1939)] || eekhoorntje
III-4-2
|
30220 |
een dak beschieten |
beschieten:
bǝsxētǝ (L289a Hushoven)
|
Een houten beschot op de gordingen aanbrengen. [N 54, 174b; monogr.]
II-9
|
32747 |
een geerakker ploegen |
ophalen:
ǫphãlǝ (L289a Hushoven)
|
Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.]
I-1
|
19855 |
een huis huren |
huren:
heure (L289a Hushoven)
|
een huis huren [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
33722 |
een sloot uitdiepen |
uitdiepen:
ūtdipǝ (L289a Hushoven),
uitgraven:
ūtgrāvǝ (L289a Hushoven)
|
Het uitdiepen of het op diepte houden van een sloot met behulp van een schop, hak, riek, krabber en een zeis. [A 10, 21; N 18, add.; monogr.]
I-8
|