24675 |
herderstasje |
mager mannetje:
maagermen’kes (L289a Hushoven)
|
herderstasje
III-4-3
|
19907 |
herfstsering |
kermisbloem:
kêrmesbloom (L289a Hushoven)
|
floks
III-2-1
|
24877 |
herik |
herik:
haerik (L289a Hushoven),
hɛrek (L289a Hushoven)
|
herik || Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.]
I-5, III-4-3
|
34145 |
herkauwen |
neringen:
nēreŋǝn (L289a Hushoven)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
24458 |
hermelijn |
fluwijn:
flewiên (L289a Hushoven),
wezel:
wezel (L289a Hushoven)
|
hermelijn [DC 07 (1939)] || hermelijn, wezel
III-4-2
|
32952 |
het hooi is binnen |
is binnen:
ęs˱ benǝ (L289a Hushoven)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|
20393 |
het huwelijk ontbinden |
scheiden:
scheî-je (L289a Hushoven)
|
scheiden
III-2-2
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
aftrę̄i̯ǝ (L289a Hushoven)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
19768 |
het vuur aansteken |
aandoen:
āndō.n (L289a Hushoven),
aansteken:
ānstēͅkə (L289a Hushoven),
vinken:
ve.ŋkə (L289a Hushoven)
|
aansteken || ontsteken
III-2-1
|
20678 |
hete bliksem |
hete bliksem:
heite bliksem (L289a Hushoven)
|
stamppot van aardappelen en appelen, zo genoemd omdat die erg heet wordt opgediend
III-2-3
|