25546 |
baktrog |
kneedtrog:
knęjteōx (L289a Hushoven)
|
De kuip waarin de eerste bewerking van het deeg plaatsvindt. "In zijn eenvoudigste gedaante is het een rechthoekige, langwerpige bak, de bodem smaller dan de bovenopening" (Weyns blz. 28). De baktrog is ofwel van eik ofwel van wit hout vervaardigd. Sommige troggen hebben onderaan een schuif om zuurdeeg en zeef in te leggen (Weyns blz. 29). Als hij klein is en goed hanteerbaar, wordt de trog niet noodzakelijk op een vaste voet gezet. Is hij heel groot dan kan hij op een paar lage houtblokken worden gelegd. Meestal is hij geplaatst tussen twee steunen in de vorm van een letter H, waarvan de naar buiten uitwijkende bovenste benen de bak omvatten (Weyns blz. 28). In dit lemma zijn ook benamingen die de boer voor zijn baktrog heeft, opgenomen: Zie afb. 17. [(N 29, 20a; N 29, 18a; N 18, add.; N 5A(I), add.; S 2; R 3, 50; L 1a-m; L 16, 8; L 19A, 21; L 48, 23; A 26, 10; Lu 4, 10; Lu 2, 23; monogr.; LB 2, 237)]
II-1
|
20688 |
bal gehakt |
frikadel:
frikkedel (L289a Hushoven)
|
bal gehakt
III-2-3
|
20695 |
balkenbrij |
balkenbrij:
balkebreej (L289a Hushoven),
Gaef mich smêrgus mer ¯n pan bâlkebreej, lekker. De naober krieëg altiêt ¯n teluur bâlkebreej, mer ouch pestoeër en ¯t huit vanne schoeël (zie ook:proof)
bâlkebreej (L289a Hushoven),
kruipuit:
Ze hebbe kerboët en woorst koôme bringe
kerboêt (L289a Hushoven)
|
balkebrij || balkenbrij, bereid uit vlees van o.a. varkenskop, longen, lever en bloed, gekookt met boekweitmeel
III-2-3
|
32309 |
band |
reep:
ręjp (L289a Hushoven)
|
In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.]
II-12
|
19114 |
bang |
bang:
bang (L289a Hushoven)
|
bang
III-1-4
|
18848 |
bangerik |
bangeschijterd:
bangeschiêtert (L289a Hushoven),
boksenschijterd:
bókseschiêtert (L289a Hushoven),
piemel:
piemel (L289a Hushoven),
pisser:
pisser (L289a Hushoven),
schijthuis:
schiêthoês (L289a Hushoven),
siemesop:
siêmesop (L289a Hushoven),
sopsieme:
sopsiême (L289a Hushoven),
soptrien:
soptrien (L289a Hushoven),
strontkar:
stroóntker (L289a Hushoven),
zeikerd:
zeîkert (L289a Hushoven)
|
bang meisje || bangerik
III-1-4
|
24299 |
barbeel |
berf:
vis
berf (L289a Hushoven)
|
barbeel (witvis)
III-4-2
|
20878 |
basterdsuiker |
potsuiker:
potsókker (L289a Hushoven)
|
bastaardsuiker
III-2-3
|
19730 |
bed |
bed:
beͅt (L289a Hushoven),
kot:
kū.t (L289a Hushoven)
|
bed
III-2-1
|
19896 |
bed opmaken en verschonen |
verschonen:
vərsxy(3)̄ənə (L289a Hushoven)
|
verschonen, schone lakens op het bed doen
III-2-1
|