e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hushoven

Overzicht

Gevonden: 1999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kweek puinen: pø̜i̯nǝ (Hushoven), -  puine (Hushoven), mv.  puîne (Hushoven) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweek (Agropyrum repens) [DC 26 (1954)] || kweekgras I-5, III-4-3
kweepeer kweepeer: kwieëpaer (Hushoven) kweepeer I-7
kwijnen van een plant kwelen: kwaele (Hushoven, ... ) kwijnen ve plant || kwijnen ve plant, vergaan III-4-3
laaggelegen weidegrond broek: brōk (Hushoven) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagliggende akker akker: akǝr (Hushoven), lage akker: līgǝ akǝr (Hushoven) Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b] I-8
laagte in een akker zonk: zøŋk (Hushoven) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laars tot of boven de knie stevel: stevels (Hushoven, ... ) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] III-1-3
lachen lachen: lache (Hushoven) lachen III-1-4
lade lade: lāi̯ (Hushoven) lade III-2-1
lam lam: lām (Hushoven), lammetje: lɛmkǝ (Hushoven), schaapje: šø̜pkǝ (Hushoven) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12