25055 |
armvol |
armvol:
ermvol (Q203b Ingber)
|
de hoeveelheid die men met de armen kan omvatten [armvol, elver, ervel, speet] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21904 |
atelier |
werkplaats:
wirkplaatsch (Q203b Ingber)
|
de ruimte, ingericht om er te werken met gereedschappen en/of machines [atelier, werkplaats] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33499 |
augurk |
augurk:
oͅ.u̯gø.rək v. (Q203b Ingber)
|
Een soort van kleine komkommer die vaak in azijn wordt ingemaakt; een augurk (canichon, augurk). [N 82 (1981)]
I-7
|
22370 |
autoped |
autoped:
autoped (Q203b Ingber)
|
Het speeltuig bestaande uit een plankje op twee kleine wielen met een stuurstang waarop men door afzetten met de voet rijdt [autoped, glijer, step, aveseerplankje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25073 |
averechts, achterstevoren |
verkeerd:
verkieed (Q203b Ingber)
|
niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20582 |
avondmaal |
avondbrood:
avond
‧ōͅmbr‧uət (Q203b Ingber),
avondeten:
in de winter: valt soms 10 uur weg, omdat de morgenkoffie ook later is soms valt 10 uur en 15 uur weg dan komt het avondeten voor 19 uur In de zomer: wel het schema, als de boeren om 4 uur hun dag beginnen en ¯savonds om 10 uur eindigen met ¯smiddags een rusttijd van 2 uur
ovvendète (Q203b Ingber)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 19 - 20 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
20546 |
azijn |
essig:
eͅ.se.x (Q203b Ingber)
|
azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22321 |
baantje glijden op het ijs |
slepen:
Glijden op een glijbaan.
šlī.pə (Q203b Ingber)
|
Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)]
III-3-2
|
20551 |
babbelaar |
babbelaar:
b‧abəl‧ēͅr (Q203b Ingber)
|
babbelaar; Hoe noemt U: Een balletje van suiker of stroop (babbelder, babbelaar, brok, babbel(tje), suikerbal, sabbelder, ababol, rababbel, kussentje, spekje, steek, kokinje, babbelut) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21185 |
baggermolen |
baggermolen:
baggermeule (Q203b Ingber)
|
een baggermolen die zand opzuigt en door een buis ver weg perst (opper, zandzuiger, zuiger) [N 90 (1982)]
III-3-1
|