e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Itteren

Overzicht

Gevonden: 1364
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blutsen, van een appel blutsen: WLD  blutsje (Itteren), blötsje (Itteren) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] I-7
bod bod: bod (Itteren) de geboden som op een veiling [bod, gebod, roep] [N 89 (1982)] III-3-1
boek kaarten hand: hand kaart (Itteren) Alle kaarten bij elkaar die één speler in de hand heeft [boek]. [N 88 (1982)] III-3-2
boeket boeket: WLD  bukèt (Itteren), struik: WLD  strŏĕk (Itteren), wis: WLD  wusch (Itteren) Een aantal bijeengebonden of —gevoegde bloemen (tuit, tuiltje, boeket, ruiker, bloemetje). [N 82 (1981)] III-4-3
boekpens boek: bōk (Itteren) De derde maag van de koe, de maag die van binnen vol vliezen zit. [N 28, 82; A 9, 11c] I-11
boer boer: būr (Itteren) Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.] I-6
boer in het kaartspel boer: boer (Itteren) En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - IV. Boer. [DC 52 (1977)] III-3-2
boerenjasmijn jasmijn: WLD  jasmīēn (Itteren) Jasmijn, een heester met witte, welriekende bloemen (jasmijn, zezemien). [N 82 (1981)] III-4-3
boerenkool boerenkool: boerekuul (Itteren), bōērekūūL (Itteren), kool: kūūl (Itteren) [N Q (1966)]boerenkool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
boerin boerin: de boerin (Itteren) de vrouw van een boer [meesterse, bazin(ne), vrouw, juffrouw, mevrouw] [N 87 (1981)] III-3-1