19961 |
vrouwelijke hond, teef |
moer:
moor (Q096b Itteren)
|
teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)]
III-2-1
|
34556 |
vrouwelijke kalkoen |
schroethen:
šrūthen (Q096b Itteren)
|
[A 6, 3b; L 1, 113; monogr.]
I-12
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (Q096b Itteren)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
24272 |
vrouwelijke kwartel |
zij:
zeije (Q096b Itteren)
|
het wijfje van de kwartel (zij) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vrouwluij kleijer (Q096b Itteren)
|
Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18576 |
vrouwenondergoed |
lijnwaad:
lievend (Q096b Itteren)
|
Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
hemdje:
hummeke (Q096b Itteren),
lijfje:
lijfke (Q096b Itteren)
|
Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
24515 |
vrucht zetten |
vruchten (vormen):
WLD
vrèùch (vurme) (Q096b Itteren),
vrèùch vèùrme (Q096b Itteren)
|
Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21584 |
vruchtgebruik |
tuis voor het leven:
tous vuer ⁄t leve (Q096b Itteren)
|
het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24965 |
vuil in sloten |
gedrijf:
gedreef (Q096b Itteren),
gedrif (Q096b Itteren)
|
vuil, stro of zeewier in sloten of tegen dijken [geffeling, eek, vlot, lies, drift, geffel, gaf, bras, reek, deek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|