id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24341 | kwaken | kwaken: WLD kwaaku (Itteren) | Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)] III-4-2 |
21693 | kwanselen | verkwanselen: verkwanzele (Itteren) | voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)] III-3-1 |
22406 | kwart cent in het spel | een vierde: e veerde (Itteren) | Een kwart cent in het spel [partje, fieleke]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
21833 | kwinkslag | koddig gezegde: koddig gezekde (Itteren) | een grappig, koddig gezegde [slag, dreun] [N 87 (1981)] III-3-1 |
24925 | laag grond | laag: laoch (Itteren) | laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)] III-4-4 |
18301 | laars tot of boven de knie | lange stevel: lang stevele (Itteren) | Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] III-1-3 |
22562 | lage kaart(en) | lage, een ~: leige (Itteren) | Een kaart of kaarten die niet meetellen in het spel [bleuze, blanks, blanche]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
18147 | lam | lam: lamp (Itteren), lammetje: lɛmkǝ (Itteren), schaapje: šø̄pkǝ (Itteren) | Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12 |
24917 | landstreek | contrei: contreije (Itteren), omgeving: umgeving (Itteren), streek: streek (Itteren) | landstreek, gebied dat door bijv. tradities, landschap, taal enz een zekere eenheid vormt [contrei, streek, strom] [N 81 (1980)] III-4-4 |
24645 | lange dunne boom | gard: WLD geirt (Itteren), goets: WLD gootsj (Itteren), gótsj (Itteren) | Een lange dunne boom (zwiemel). [N 82 (1981)] III-4-3 |