e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Itteren

Overzicht

Gevonden: 1364
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pad kroddel: kroddel (Itteren) pad [DC 07 (1939)] III-4-2
palmboompje boom: -  boum (Itteren), palmenstruik: -  pamestroek (Itteren) palm (Buxus sempervirens) [DC 69 (1994)] III-4-3
palmpaas palmenpasen: paame poache (Itteren) De versierde en van allerlei lekkerneien voorziene stok waarmee men rondloopt op Palmzondag [palmpaas]. [N 88 (1982)] III-3-2
pantoffel pantoffel: pantoffele (Itteren), petoffele (Itteren), slof: sloffe (Itteren) Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)] III-1-3
parelen krallen: kralle (Itteren), ut kralt (Itteren) parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)] III-2-3
passen gegoten zitten: gegoote zitte (Itteren), goed passen: good passe (Itteren) nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)] III-1-3
pastinaak pastenaken: WLD  pàstenáák (Itteren) De pastinaak, de vlezige wortel van de plant met dezelfde naam, die een aromatische smaak heeft (pastenaak, pannenakkerstrung). [N 82 (1981)] I-7
patates frites frieten: fritte (Itteren) de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] III-2-3
peetoom peteren: cf. WNT s.v. "peteren (I)"1) peter, doopvader;  pètere (Itteren, ... ) peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] III-2-2
peettante paat: paat (Itteren) meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] III-2-2