e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L321a plaats=Ittervoort

Overzicht

Gevonden: 2402
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fluimen uitspuwen klarken: klarke (Ittervoort), uitleggen: oetlegge (Ittervoort) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2
fonkelen, flonkeren fonkelen: fonkele (Ittervoort) levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
fooi fooi: foeai (Ittervoort) de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)] III-3-1
fronsen fronselen: befrunseldj (Ittervoort) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)] III-1-1
fruit eten snatsen: snatsen (Ittervoort) fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] III-2-3
fruiten fruiten: fruiten (Ittervoort) fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)] III-2-3
fruitworm oorworm: oorworm (Ittervoort) worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)] III-4-2
gaar gaar: gaar (Ittervoort) gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)] III-2-3
galgenaas vetlap: vêtlap (Ittervoort) de algemene naam voor iemand die zich schuldig maakt aan een of ander misdrijf [strop, beest, priek, galgenaas] [N 90 (1982)] III-3-1
galnoot inktappel: ínkappel (Ittervoort) De nootvormige uitwas aan de bladeren van eikebomen ontstaan door de steek van galwespen (galnoot, galappel, smouterenbol, kraaiappel, inktappel, gastappel). [N 82 (1981)] III-4-3