17578 |
borstelig haar |
varkenshaar:
verkeshaor (L321a Ittervoort)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borstkast:
borstkast (L321a Ittervoort)
|
Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18400 |
borstrok |
borstrok:
borstrok (L321a Ittervoort)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18603 |
borstrok (voor mannen) |
borstrok:
borstrok (L321a Ittervoort)
|
borstrok voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
onderlijfje:
ongerliefke (L321a Ittervoort)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18323 |
borststuk van een schort |
hartlapje:
hertlepke (L321a Ittervoort)
|
borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fleuris (L321a Ittervoort)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33516 |
bos groente |
bussel:
bussel (L321a Ittervoort)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
I-7
|
20734 |
bosbessenvlaai |
molsberenvlaai:
maolsbièreflaai (L321a Ittervoort)
|
Vla met vulling van bosbessen (mollebeerevlaoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19731 |
bot |
bot:
bǫt (L321a Ittervoort)
|
Gezegd van één of meer molenstenen. [N O, 34m; Vds 197; Jan 177; Coe 158; Grof 191]
II-3
|