18352 |
hoge rijgschoen |
bottine:
bottines (L321a Ittervoort)
|
rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21866 |
hogen |
hogen:
huêge (L321a Ittervoort)
|
de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22525 |
hogen, hoogjassen (kaartspel) |
hogen:
huege (L321a Ittervoort)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33073 |
hok opbinden |
binden:
benjǝ (L321a Ittervoort)
|
Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.]
I-4
|
24324 |
hommel |
hommel:
heumel (L321a Ittervoort)
|
Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20524 |
homp brood |
homp:
homp (L321a Ittervoort)
|
homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25262 |
hond, maat van 1400 m2 of 100 roeden |
vrecht:
vrecht (L321a Ittervoort)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 1400 vierkante meter, dat is 100 roeden [hond] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20614 |
honger hebben |
jeuk hebben:
jeuk höbbe (L321a Ittervoort)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
bolles:
bolles (L321a Ittervoort),
knikkerd:
B.v. ich hou dich op tiene knikkert.
knikkert (L321a Ittervoort),
nolles:
nölles (L321a Ittervoort)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
24344 |
hoofdluis |
bijter:
bieter (L321a Ittervoort),
luis:
loes (L321a Ittervoort),
luus (L321a Ittervoort)
|
hoofdluis [N 26 (1964)] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|