20336 |
zuster |
zuster:
zøͅstər (Q028p Jabeek)
|
zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20626 |
zuurdeeg |
zuurdeegsem:
zurdēxsǝm (Q028p Jabeek)
|
Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.]
II-1
|
29944 |
zwaaihaak |
hoek:
hō.ak (Q028p Jabeek)
|
Winkelhaak waarvan handvat en veer ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn. Met een schroef kan men de veer in de gewenste hoek vastzetten. De zwaaihaak wordt gebruikt om hoeken op te meten. Zie ook afb. 5. [N 30, 13c; monogr.]
II-9
|
20355 |
zwager |
zwager:
žwōͅgər (Q028p Jabeek)
|
zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17745 |
zwak, slap |
zwak:
žwaak (Q028p Jabeek)
|
zwak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
24345 |
zwarte bladluis |
bladluis:
eigen spellingsysteem
blāādlōēs (Q028p Jabeek),
meelde:
mieelje (Q028p Jabeek)
|
bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)] || insectjes onder een blad, zwart [DC 68 (1993)]
III-4-2
|
18365 |
zwarte gebreide dameskous |
zwarte gestrikte kous:
zwarte gestrikte kouaze (Q028p Jabeek)
|
dameskousen, zwarte gebreide ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18621 |
zwarte muts? |
kapoets:
kapŏĕts (Q028p Jabeek)
|
muts, zwarte ~ {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24930 |
zwavelx |
zwagel:
šwègel (Q028p Jabeek)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
30102 |
zwemstenen |
spouwstenen:
špǫwštēn (Q028p Jabeek)
|
Zwemstenen of drijfstenen zijn benamingen voor een zeer lichte kunststeen, vervaardigd uit puimsteengruis (bimszand) en hydraulische kalk. Het gruis wordt daartoe met ongeveer 1/9 van zijn gewicht aan waterkalk dooreengemengd. Dit mengsel wordt in ijzeren vormen geschept, beklopt en, van de vormen ontdaan, op rekken te drogen gezet. Na enige dagen worden de stenen op hopen gezet en na enige maanden zijn zij gereed voor gebruik. Zwemstenen worden hoofdzakelijk voor binnenwerk gebruikt en isoleren dankzij hun grote poreusheid goed warmte en geluid. 'Ytong' en 'Poriso' zijn merknamen. [N 30, 54e]
II-9
|