18715 |
omslagdoek over mantel of jak |
doek:
dook (Q028p Jabeek)
|
omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33651 |
omwalde akker |
hof:
hǭf (Q028p Jabeek)
|
Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
kramer:
ene kremmer (Q028p Jabeek),
onbetrouwbare, een ~:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
een onbetrōēbaar persōēan (Q028p Jabeek)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25496 |
onderbeschuit |
buik:
būak (Q028p Jabeek)
|
Er was gevraagd naar de "onderkant van de beschuit". Het kan echter zijn dat een enkel woordtype duidt op "beschuit die van het onderste gedeelte van de beschuitbol wordt gebakken". [N 29, 65b]
II-1
|
18401 |
ondergoed |
ondergoed:
ongergōōd (Q028p Jabeek)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21579 |
onderhandelen |
handelen:
hanjele mit ene (Q028p Jabeek)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
humme (Q028p Jabeek)
|
onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18313 |
onderjurk |
onderrok:
òngerrok (Q028p Jabeek)
|
onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25509 |
onderoven |
amerlok:
ǭmǝrlǭk (Q028p Jabeek),
asoven:
ɛšǭvǝ (Q028p Jabeek)
|
De ruimte beneden in de oven. Deze onder-oven heeft zowel in het bakhuis als in de bakkerij verschillende gebruiksmogelijkheden. De as wordt erin geborgen en eventueel wordt het hout erin gedroogd. Soms functioneert deze ruimte als rijsplaats voor het brood. Aardappelen kunnen erin bewaard worden evenals rapen, wortelen en bieten. Zelfs broedgrage hennen worden erin opgesloten (Weyns 68). De informant van Q 97 vermeldt nog de functie van "weegplaats voor fruit" voor deze onveroven, waarvan de informant uit L 269a zegt dat die zes vierkante meter groot is. Zie afb. 10. [N 29, 5a; N 29, 5b; monogr.]
II-1
|
18315 |
onderrok |
onderrok:
òngerrok (Q028p Jabeek)
|
onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|